Synthesedocument Waddengebied : Achtergronddocument B10
- Authors
- Publication Date
- Jan 01, 2014
- Source
- Wageningen University and Researchcenter Publications
- Keywords
- Language
- Dutch
- License
- Unknown
- External links
Abstract
Dit synthesedocument beschrijft hoe de voorstellen voor de voorkeurstrategie in het Deltaprogramma Waddengebied tot stand gekomen zijn. Met dat doel beschrijft dit document in het kort de opdracht van het Deltaprogramma en de wijze waarop het Deltaprogramma naar de voorkeurstrategie heeft toegewerkt. Daarbij gaat het om de randvoorwaarden en uitgangspunten die gehanteerd zijn en om de wijze waarop de vergelijkingssystematiek is toegepast. Bij klimaatverandering ontstaat de opgave om het waddengebied duurzaam veilig te houden en tegelijkertijd de bijzondere waarden te behouden: het waddengebied herbergt zulke bijzondere waarden dat het is opgenomen op de lijst van Werelderfgoed van UNESCO en vrijwel in zijn geheel is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het waddengebied bestaat uit de Hollands-Fries-Groningse vaste wal, Waddenzee, Waddeneilanden met de voorliggende kust (kustfundament), Eems-Dollard en de buitendelta’s van de zeegaten. Het waddengebied inclusief Waddenzee en buitendelta's vormt een buffer tegen de hoge golven van de Noordzee door de natuurlijke demping hiervan. Zonder deze buffer zouden de waterkeringen hoger en sterker moeten zijn. De Deltabeslissing Waterveiligheid en de Beslissing Zand vormen het kader voor de voorkeurstrategie voor het waddengebied. In het waddengebied is de voorkeurstrategie gericht op het meegroeien met de zeespiegelstijging. Door de stijgende zeespiegelstijging heeft het intergetijdengebied van de Waddenzee extra zand nodig. Als de zeespiegel versneld stijgt kan het zijn dat het intergetijdengebied en de platen de stijging niet meer kunnen bijhouden. De dempende werking die het waddengebied nu uitoefent op de golven die van de Noordzee komen en de golven die binnen de Waddenzee opgewekt worden, neemt dan verder af. Daardoor bereiken de Noordzeegolven met meer energie de vaste wal. Dat kan leiden tot extra werken aan de primaire keringen om de vaste wal te kunnen blijven beschermen tegen overstromingen. De opgave is het tijdig kunnen waarnemen en kunnen inschatten van de gevolgen van klimaatveranderingen (zeespiegelstijging, windkarakteristieken, temperatuurstijging) en het vinden van zo natuurlijk mogelijke maatregelen om de bufferende werking van het waddengebied te kunnen behouden. In aanvulling hierop is het doel met aangepast kwelderbeheer de natuurlijke opslibbing in de Waddenzee te versterken, mits dat past binnen de voorwaarden van de PKB Waddenzee, de aanwijzing als Werelderfgoed en Natura 2000-instandhoudingsdoelen. Op grond van de huidige kennis zijn tot 2100 geen zandsuppleties in de Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium zelf nodig voor de waterveiligheid. Voor de natuurwaarden is dit ook niet wenselijk. Vooralsnog volstaat het om zand te blijven suppleren aan de Noordzeekant van de Waddeneilanden, op het kustfundament, in aanvulling daarop, eventueel op de buitendelta’s. Het werkend leren programma zal uitwijzen of dit zand tijdig op een natuurlijke wijze naar de platen en kwelders van de Waddenzee kan stromen. Voor de eventuele aanpassing van het suppletiebeheer in 2020 vindt kennisontwikkeling plaats over het benodigde volume, de techniek, de frequentie en de locaties van de suppleties. Om zandsuppleties in de toekomst effectiever te kunnen uitvoeren, met behoud van de waarde van het waddengebied, is meer systeemkennis nodig. Deze kennis komt tot stand met een langjarig kennisprogramma, gericht op onderzoek, systeemkennis en monitoring. Het programma gaat in 2015 in uitvoering, onder meer kleinschalige pilots tot 2020 en grootschaliger pilots na 2020. Deze onderzoeken staan in de concept-kennisagenda van het Deltaprogramma. Besluitvorming over de definitieve kennisprogrammering moet nog plaatsvinden en hangt ook samen met het Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat. Langs de Hollands-Fries-Groningse vaste wal en de eilanden bieden waterkeringen bescherming tegen overstromingen. De voorkeurstrategie rondom de primaire waterkeringen richt zich op innovatie en een gebiedsgerichte en integrale benadering. Zo’n honderd kilometer van deze keringen voldoet niet aan de normen. Een deel van dit deelgebied krijgt een hogere norm vanwege de aanwezigheid van de gasrotonde. Dijkversterkingen komen tot stand door aanpassingen aan de keringen aan te laten sluiten bij gebiedsontwikkelingen en meerwaarde te creëren voor functies als natuur, recreatie en regionale economie. Langs de Friese en Groningse kust kan dit vrijwel overal met innovatieve dijkconcepten, zoals brede groene dijken, multifunctionele dijken en overslagbestendige dijken. Ook bij Den Helder en Den Oever zijn innovatieve dijkconcepten met meerwaarde voor andere functies mogelijk. Voor de versterking van vijf dijktrajecten langs de Friese en Groningse vaste wal worden tot 2020 verkenningen conform de MIRT-systematiek uitgevoerd (geprogrammeerd in het nHWBP). En verder wordt in de periode 2014-2017 ook een project overstijgende verkenning uitgevoerd voor de gehele Waddenzeedijk langs de Friese en Groningse vaste wal, met deze voorkeurstrategie als basis. Voor ieder Waddeneiland wordt een integrale strategie opgesteld voor het suppletiebeheer (voor en na 2020), dynamisch kustbeheer, kwelderontwikkeling, innovatieve dijkconcepten en rampenbeheersing, en wordt gezocht naar ‘slimme combinaties’. De buitendijkse gebieden worden robuuster voor overstromingsrisico’s door deze risico’s mee te wegen bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen, zoals beschreven bij de deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie. De voorkeurstrategie zoetwater in het waddengebied is beschreven bij de voorkeurstrategie van het Deltaprogramma IJsselmeergebied. Voor de Waddeneilanden vormt de deltabeslissing Zoetwater het kader voor de voorkeurstrategie. De Waddeneilanden ontvangen geen zoetwater uit het hoofdwatersysteem. Deze eilanden hebben de ambitie om in 2020 zelfvoorzienend te zijn voor drinkwater. De inzet is de zelfvoorzienendheid voor overig zoetwatergebruik, zoals voor de landbouw, te vergroten. Om watertekorten bij klimaatverandering te beperken, zijn maatregelen mogelijk om regenwater en zoetwaterlenzen nog beter te benutten en het water zuiniger te gebruiken. De eilanden kunnen hiermee een voortrekkersrol vervullen voor andere delen van het land. Het Deltaplan Waterveiligheid en het Deltaplan Zoetwater bevatten de maatregelen uit deze voorkeurstrategie, die op korte termijn in voorbereiding of uitvoering gaan. De programmering van dijkversterkingen vindt plaats in het nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP). Voorgesteld wordt dit voor maatregelen voor zoetwaterbeschikbaarheid ook in samenhang te programmeren en te prioriteren. De partijen die betrokken zijn bij de voorkeurstrategie waterveiligheid voor het waddengebied leggen onderdelen van de strategie vast in hun eigen plannen. Het Deltaplan Waterveiligheid bevat de maatregelen die het Rijk programmeert voor de waterveiligheid in het waddengebied. Het Rijk houdt in het beheerplan voor Natura 2000 rekening met beheer van de kwelders ten behoeve van waterveiligheid. De provincie Groningen legt onderdelen van de voorkeurstrategie vast in het nieuwe omgevingsplan dat in 2015 wordt vastgesteld, onder meer middels ruimere reserveringszones voor innovatieve dijkconcepten. De provincie Friesland neemt onderdelen van de voorkeurstrategie over in de streekagenda’s en het provinciaal waterhuishoudingsplan en de bijbehorende programmeringen. Tot deze onderdelen behoren ook afwegingen over ruimtelijke adaptatie voor de eilanden. Een regionaal bestuurlijk platform beoordeelt of de prioritering van dijkversterkingen in het nHWBP voldoende aansluit bij gebiedsontwikkelingen.