Screening van natuurlijke vijanden van orchideetrips in snij-anthurium
- Authors
- Publication Date
- Jan 01, 2007
- Source
- Wageningen University and Researchcenter Publications
- Keywords
- Language
- Dutch
- License
- Unknown
- External links
Abstract
In de teelt van snij-anthurium wordt sinds enkele jaren Chaetanaphothrips orchidii (orchideetrips, ook wel anthuriumtrips genoemd) aangetroffen, die grote schade veroorzaakt. Op verzoek van de landelijke gewascommissie anthurium en met financiering van het Productschap Tuinbouw is PPO Glastuinbouw in 2004 begonnen met een onderzoeksproject. In de loop van de zomer 2004 zijn verschillende schadelijke tripssoorten in snij-anthurium verzameld. Behalve Chaetanaphothrips orchidii (orchideetrips) werden Echinothrips americanus (echinotrips), Heliothrips haemorrhoidalis (kastrips) en Parthenothrips dracaenae (gestreepte kastrips) aangetroffen. De orchideetrips werd in kweek genomen, en de door deze soort veroorzaakte schadebeelden werden bestudeerd. In 2005 was een gewasproef met natuurlijke vijanden op een praktijkbedrijf gepland. Er was echter geen bedrijf te vinden dat de voor een dergelijk experiment gewenste aantasting van Chaetanaphothrips orchidii zou tolereren. Daarom werd uitgeweken naar een proefkas met een volgroeid anthuriumgewas, die vrijkwam bij PPO Aalsmeer. De kweek van orchideetrips werd opgeschaald, en in september 2005 werd de kas besmet. In januari 2006 bleek de tripspopulatie op een voldoende hoog niveau, en werden tien natuurlijke vijanden geïntroduceerd. Verschillende bladbewonende roofmijten bleken zich gemakkelijk in dit gewas te vestigen. Op blad en bloem werd Euseius ovalis de talrijkste roofmijt, gevolgd door Typhlodromips swirskii. In de scheuten werd voornamelijk T. swirskii en A. cucumeris aangetroffen. In het teeltmedium bleek Hypoaspis miles de talrijkste roofmijt. Geen van de natuurlijke vijanden bleek in staat om de initiële toename van Chaetanaphothrips orchidii tijdig tot staan te brengen. Het gewas werd zwaar beschadigd, en in week 14 gingen de meeste bloemen niet meer open. De met kastrips geassocieerde sluipwesp Thripobius semiluteus bleek voor deze trips ongeschikt; geparasiteerde orchideetripsen werden niet gevonden. Rooftripsen (Franklinothrips vespiformis) werden weinig teruggevonden tot week 16, toen er plotseling grote aantallen nimfen werden geconstateerd. Een in die week geplande spuitproef werd uitgesteld, en de waarnemingen werden nog een aantal weken voortgezet. De inmiddels ontstane tripshaarden waren niet meer te redden, maar in de rest van het gewas werd de orchideetrips binnen een maand onder controle gebracht.